Betrouwbaarheidsniveau
In hoeverre een onderzoek (steekproef) een nauwkeurige weergave is van de populatie wordt becijferd met het betrouwbaarheidsniveau. Het betrouwbaarheidsniveau is de waarschijnlijkheid dat de steekproef een juiste afspiegeling is van de populatie.
De berekening wordt meestal als volgt uitgevoerd. Als er willekeurige andere onderzoeken in de populatie gehouden worden, hoe vaak wijken de resultaten die met één steekproef verkregen worden dan significant af van de resultaten van de andere steekproeven? Een betrouwbaarheidsniveau van 95% betekent dat in 95% van de gevallen dezelfde resultaten verkregen worden.
Afhankelijk van het doel van het onderzoek en de populatie wordt het betrouwbaarheidsniveau gekozen. Een hoger betrouwbaarheidsniveau vereist een grotere steekproef of een grotere foutmarge.
Het meest gebruikte betrouwbaarheidsniveau is 95%, maar ook een betrouwbaarheidsniveau van 90% of 99% is gebruikelijk. Het betrouwbaarheidsniveau verlagen tot beneden de 90% raden wij af, de resultaten worden dan erg onnauwkeurig.
Foutmarge
De nauwkeurigheid geeft de interval van waarden aan waarin de werkelijke waarde in de populatie ligt. De nauwkeurigheid wordt uitgedrukt in een foutmarge. De foutmarge (margin of error) geeft de mate van onzekerheid van de uitkomst weer ten opzichte van de opvattingen van de gehele populatie.
De uitkomst van een onderzoek wordt veelal weergegeven in gemiddelden. Het is van belang om zeker te zijn dat de uitkomsten overeenkomen met de opvattingen van de gehele populatie. Een onderzoek met een grotere foutmarge geeft minder nauwkeurig de werkelijke opvattingen van de populatie weer.
Stel uit een onderzoek blijkt dat 40% van de respondenten een rapportcijfer 8 geeft voor de dienstverlening. Bij een foutmarge van 5% betekent dat in werkelijkheid ergens tussen 35% – 45% van de hele populatie een 8 geeft voor de dienstverlening.
Een foutmarge werkt dus zowel naar beneden als naar boven. De meest gebruikte foutmarge is 5%. Er kan ook gekozen worden voor een ander foutmarge, bijvoorbeeld 3% of 7%; dit is afhankelijk van het onderzoek. Een foutmarge van meer dan 10% raden wij af, de mogelijke afwijking van de resultaten van de steekproef ten op zich van de gehele populatie wordt dan te groot.
Variabiliteit
Met de variabiliteit (spreiding) wordt de verwachting weergegeven van het resultaat op een vraag. Wanneer de antwoorden uit de steekproef overwegend in eenzelfde richting wijzen, dan is dit waarschijnlijk ook zo in de populatie.
Als resultaten in een richting wijzen dan is een kleinere steekproef afdoende om een nauwkeurige weergave van de populatie te verkrijgen.
De variabiliteit voor een vraag kan berekend worden op basis van een vooronderzoek. Wanneer de variabiliteit onbekend is dan dient een variabiliteit van 50% toegepast te worden. De minimale steekproefgrootte neemt dan niet af. Zie ook onze online rekenmodule voor het berekenen van de steekproef.